Hoeveel hartslaglozen had Van der Meulen van hun laatste behuizing voorzien? Al in zijn eerste jaar was hij gestopt met tellen. Duizenden moesten het er toch zeker zijn, die gelegen in zijn eiken-, populieren-, of vurenhouten kisten hartstochtelijk beweend werden door achterblijvers. Van der Meulen, makelaar van de doden. Zelfs zijn eigen moeder verdween omhuld in een exclusief kersenhouten exemplaar in de grote oven. De kistbekleding bestond uit linnen van de meest hoogwaardige kwaliteit – hoe kon het ook anders.
Van der Meulen zit op het stoepje voor zijn winkel en kijkt voor zich uit. De straat is verlaten en er hangt een lage, grijze mist over de straat, maar dat maakt hem niets uit. Geluk, dat laat hij liever aan anderen over. Hij kent dat fenomeen ‘geluk’ alleen als iets waar hij zich schuldig over voelt als hij het al eens ervaart. Toch, hij probeert het te ontkennen maar dat lukt hem niet, probeert zich ergens in zijn binnenste een opluchting een weg naar voren te bevechten.
Meer dan veertig jaar noeste arbeid: het zit erop. Straks zal hij de sleutel van zijn zaak overhandigen aan de nieuwe eigenaar. Dat is een lange, ietwat slungelige jongeman met een gezicht als een maanlandschap die een telefoonreparatieservice wil gaan opzetten. Hij zal Van der Meulens showroom ombouwen tot een technologische operatiezaal met stinkende studenten als chirurgen, een werkplaats waar dingen gebeuren die Van der Meulen niet wil begrijpen. Wat moeten mensen toch met een smartphone? Permanente bereikbaarheid – het lijkt hem eerder een vloek dan een zege.
Ach, hij realiseert het zich terdege: hij wordt oud. Hij is oud. Het verval, dat in alle natuurwetten ligt beschreven, knaagt al aan hem, voorzichtig nog maar zeker van die overwinning die het op termijn zal behalen.
Van der Meulen staat op, zijn gewrichten protesteren luid. Zonder om te kijken loopt hij de hoek om. Vanuit de verte komt hem een meisje op een skateboard tegemoet. Aanvankelijk ziet hij haar niet goed door de mist die nog altijd over de straat hangt, maar haar meisjesachtige contouren tekenen zich steeds duidelijker af. Als ze elkaar min of meer genaderd zijn, ziet hij haar kleine, ronde gezicht. Van der Meulen schrikt: ze doet hem denken aan zijn dochter, al heeft hij haar nooit gezien met snoerloze oordopjes in. Blijkbaar bestaan die ook al.
Zijn dochter, de pijn zeurt nog onverminderd na. In zijn binnenste, maar ook aan de buitenkant. Als hij het meisje nog eens wil bekijken, is ze hem al voorbij geraasd. Van der Meulen loopt terug, de hoek om, hij moet haar nog eens zien. Zijn dochter. Ze is verdwenen. Maar hij ziet hij zijn zaak weer, zijn achternaam in grote letters op de gevel. Hij loopt ernaar toe, voelt de sleutel branden in de binnenzak van zijn colbert. Ik ga nog één keer naar binnen, neemt hij zichzelf voor met de zelfverzekerdheid van de verstokte roker die de zoveelste laatste sigaret neemt.
Nog één keer naar binnen, en dan kan het nieuwe leven beginnen.
Fijn Toon, weer verhalen van jou. Ik heb het gemist.
LikeGeliked door 1 persoon